Petrus Jacobus De Clerck Petrus Jacobus De Clerck is geboren op 28 juni 1742 in Reninge, een dorp in West-Vlaanderen. In 1770 wordt hij pastoor benoemd in Veltem nabij Leuven. Zijn liefdevolle zorg drijft hem vooral naar de arme en onwetende kinderen en naar de zieken van zijn parochie. Er heerst veel armoede en een hoge werkloosheid. Op 27 mei 1785 koopt hij een oud huis in Veltem om er een school te openen. Later sticht hij in Reninge (1816) een tweede school en in Buken (1824) een derde. Hij wil in zijn scholen christelijk onderwijs geven, 'gratis' en 'uit barmhartigheid'.Jonge vrouwen komen hem helpen. Ze wonen als een zustergemeenschap bij elkaar. Gedreven door het evangeliewoord "Wat je aan de minsten van de Mijnen hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan", zendt hij de zusters als "medewerkers van God" naar de kinderen en naar de zieken. Tijdens de bezetting door de Oostenrijkse en de Franse legers wordt de school herhaaldelijk geplunderd en vernield. Van 15 augustus 1799 tot 15 maart 1800 wordt pastoor De Clerck gevangen gezet in Kamerijk (Cambrai). In de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden wordt het weer rustiger en nieuwe kandidaten komen de gemeenschap van Veltem vervoegen. Pastoor De Clerck wil van de jonge vrouwen in zijn scholen 'ware zusters' maken. Maar de opeenvolgende bezetters van België verhinderden elke religieuze stichting. In 1830 wordt België onafhankelijk. Pas na zijn dood, op 24 januari 1831, bekomt zijn opvolger, Pastoor Thys, in 1833 de toestemming om van deze Dochters van Barmhartigheid een religieuze congregatie te maken. Naast de Statuten van de stichter en volgens zijn bedoeling, expliciet bevestigd door pastoor Thys, ontvangen de zusters ook de Regel van de Orde van de Annuntiaten.